De geschiedenis van Scheepswerf Potveer

De beginjaren

Het is waarschijnlijk aan het einde van het jaar 1925 geweest, toen Gert Potveer, zoon van schuitenmaker Frans Potveer uit Warmenhuizen, op zoek ging naar een ‘stukkie bouwgrond’. Hij wou voor zichzelf beginnen, ook als schuitenmaker en zochfotopagina3t een plaats waar hij een schuur en huis kon bouwen. Hij kocht wat land van Dirkie Bakker en al gauw werd met de schuur begonnen. Het was op 17 maart 1926 dat hij het eerste klusje had gedaan voor Piet Laan. De start was er dus. Er kwamen in die tijd veel tuinderszonen uit ‘de Streek’ naar Avenhorn. Ze kochten er weiland van de boeren om ‘n tuindersbedrijf te beginnen. Avenhorn en omstreken was toen nog erg waterrijk, dus er moest steeds gevaren worden. Daar waren dus schuiten voor nodig en ‘n schuitenbouwer. Gert Potveer had dat toen goed gegokt. Hij trouwde op 19 mei met Agie Swart uit Heiloo. De eerste jaren waren beste jaren voor die tijd. Dat hield aan t/m 1928 en dat is te zien aan het volgende lijstje:

  • In het jaar 1926 was het aantal gemaakte vaartuigen 20
  • In het jaar 1927 was het aantal gemaakte vaartuigen 33
  • In het jaar 1928 was het aantal gemaakte vaartuigen 39

Tot in het jaar 1930 heeft Gert Potveer het meest alleen gewerkt met af en toe wat losse knechten. In 1931 kwam Piet de Boer in dienst, maar het volgende jaar was er al gebrek aan werk en werkte Piet week om week in Avenhorn en Obdam bij Jan Potveer.

De schuitenbouw

Voor de roderstijd moesten alle schuiten klaar zijn en er lag dan een hele rij, bijna tot aan de Walingsdijk. In de roderstijd was er geen werk op de helling en gingen de mannen b.v. aardappels rooien bij Arie Dekker. Piet de Boer ging vrachtvaren voor Dirk Koning. Zo kwamen ze de stille tijd door. Toen kwam er een terugslag door de crisis. Toen werden er schuiten gemaakt voor de verhuur, zodat de zaak draaiende kon blijven. Aan het einde van de dertiger jaren fotopagina5trok het weer wat aan. Werden in het begin van de eeuw de schuiten van hout gemaakt, in de twintiger jaren begon men ijzeren te bouwen. Er zijn nog wel enkele houten modderbakken gebouwd en wat houten roeischuitjes, ook nog in de oorlogsjaren. In de crisistijd zijn er nog 2 kano’s gebouwd, daar rustte geen zegen op, ze werden niet betaald. Dus moest Piet de Boer, de eerste werknemer die in dienst was bij Potveer, erheen om ze terug te halen, varend natuurlijk. Dat was heel gewoon in die jaren. Tot 1940 zijn er in totaal 255 vaartuigen gemaakt, een aanzienlijk aantal in 14 jaar, daarvan waren er in dat jaar 101 in de verhuur. Dit kwam door geldgebrek bij de tuinders en huren was dus goedkoper. In de oorlog vond betaling soms plaats door middel van tarwe, melk of kaas. Ook voor het jaarlijkse onderhoud van de schuiten werd als bijbetaling 2 pond tarwe, bonen of erwten bedongen. In de jaren 1940 – 1945 zijn er nog 47 stuks gebouwd. Na de tweede wereldoorlog werden er nog 180 gebouwd, dat ging door t / m 1972. In totaal werden er 582 stuks gebouwd.

Frans gaat in de motoren

Maar toen kwam ook de mechanisatie in de tuinbouw opzetten. Er was al wat ervaring opgedaan voor foto1pg8de oorlog met de scheepsmotoren en dat kwam nu goed van pas. In 1949 werd bij de helling ‘het zwarte boetje’ gebouwd. Dat werd een motoren-reparatie-werkplaats van 40 m2. Er moest toen een monteur bijkomen en dat was niet zo gemakkelijk. Maar na het houden van een novene kwam een zekere Jan Cortie op ‘n motor zich aanmelden als monteur. In 1950 kwam Frans, de zoon van Gert Potveer, van de ambachtsschool en ging ook in het bedrijf werken. Piet de Boer was er ook nog maar die bleef bij de schuiten. De eerste draaibank werd aangeschaft in 1953, die kostte toen fl.8.000,- en dat was een hele investering. Maar ja, de zaken gingen redelijk en je moest met je tijd mee. Er werd in die tijd ook een auto gekocht, een D.K.W. Bestelauto.

Wat nu?

In 1955 overleed Gert Potveer, de oprichter van het bedrijf. Er moest toen besloten worden wat verder te doen. Zoon Frans, die inmiddels enige ervaring had opgedaan in het bedrijf, werd voor het blok gezet om de zaak verder te runnen. Hij kwam toen vervroegd uit militaire dienst en zette het bedrijf voort met: Piet de Boer, Herman Damen en Ben de Boer als personeel. Zijn zusters assissteerden hem met de administratie. Dat was toen geen kleinigheid, op de fiets brachten ze de rekeningen fotopagina10naar de klanten toe om ze zo mogelijk contant te innen. Daar ging veel tijd in zitten want het waren soms flinke afstanden die ze moesten afleggen. De Schuitenverkoop kreeg in die tijd grote concurrentie van de verkaveling in de omliggende gebieden. Daar werden namelijk veel gebruikte schuiten opgekocht, wat ten koste van de verkoop van nieuwe ging. In 1956 werd de eerste grote klus geklaard. Een baggerschuit voor de ‘Polder Westerkogge’. Dat was de eerste van een serie speciale baggervaartuigen. Datzelfde jaar was ook een heel droog jaar, wat heel goed was voor de omzet in de beregeningsinstallaties. Maar het was niet alleen rozengeur. De uurprijs bedroeg toen f 2,50. Men dacht een goed jaar gemaakt te hebben. Maar na een belastingcontrole bleek dat er een verschrijving had plaatsgevonden en er was dus met verlies gedraaid. Toen moest de uurprijs omhoog naar f 4,-. Gelukkig bleven de klanten er niet om weg. In 1959 was weer een droog jaar, er werd zelfs in september nog een regeninstallatie verkocht aan Braas-Ridder.

De uitbreiding in de zestiger jaren

fotopagina11 In 1960 kwam het land naast het bedrijf te koop. Om voor de toekomst een eventuele uitbreiding mogelijk te maken heeft men 2.000 m2 gekocht, na het achterste gedeelte gelijktijdig aan Jn. Leek doorverkocht te hebben. In 1961 werd de naam van het bedrijf omgezet in: FA. WED. G. POTVEER & ZN en het volgende jaar erna werd besloten tot uitbreiding. Dat werd dus de 1e hal. Heel het personeel werkte in min of meerdere mate mee met de opbouw. Zo moesten ze zelf de spanten maken en schilderen, maar dat schilderen lukte niet in een keer, nee dat werd zelfs vijf keer overgedaan. Dus die zaten goed in de verf. Op 2 januari 1963 werd bij vliegende storm met 20 graden onder nul deze 1e hal in gebruik genomen. En dat was mooi op tijd want de vorst hield lang aan, de olietank van 3.000 liter was na 3 weken stoken al leeg. Op 19 maart 1963 was de officiele opening van de werkplaats.